Op 24 maart, middenin de coronacrisis, werd duidelijk dat mijn zoon Senne op basis van cijfers en prestaties zijn havo-diploma zou krijgen. Toen ik mijn moeder (Dini) belde met dit heugelijke nieuws, vertelde zij het opmerkelijke verhaal over haar mulo-diploma. Precies 75 jaar geleden ontving ze dit zonder centraal eindexamen. Zij zat in quarantaine met de zeer besmettelijke bacteriële infectie difterie, die wordt overgedragen via hoesten, niezen en aanraken. Deze curieuze parallellen waren de aanleiding voor onderstaand FaceTime-gesprek.

Hoe hoorde Dini dat ze destijds geen examen hoefde te doen? Ze vertelt: ‘Wij gingen in het laatste oorlogsjaar geleidelijk aan minder naar school. Het was allemaal heel onzeker, de scholen waren gevorderd door de Duitsers, die sporadisch toegang gaven tot de lokalen. Van januari tot april 1945 was dat nog af en toe eens een week en vanaf april helemaal niet meer. Met onze onderduiker, Wim Meijer, sprak ik graag Engels, zo hield ik mijn favoriete vak nog een beetje bij. In april kreeg ik ook difterie. Dat was heel akelig, hoge koorts en ik kon nauwelijks slikken. Alleen moeder mocht op mijn kamer komen met eten en om me gezelschap te houden. Op een gegeven moment zei mijn broer Piet: “Nu is het genoeg”, en kwam op mijn kamer om voor te lezen en te kletsen. Maar of ik een brief kreeg of dat er iemand van school langskwam om te laten weten dat ik een diploma kreeg, weet ik eerlijk gezegd niet meer.’

Dat moet ongeveer zijn samengevallen met de bevrijding. Wat herinner je je daarvan?

‘De tanks reden niet door onze straat, dus ik heb niets gezien, en hoorde alles via de radio en de verhalen van mijn broers en zussen. Ik herinner me wel de biscuits uit de voedseldroppings. En het eerste ijsje! Een soort soft-ijs van Arabische gom met kleurstof.’

Senne: ‘Dat is wel vergelijkbaar met nu. We worden ineens blij om dingen als ze er niet zijn. Iets kleins als een ijsje is een hele overwinning na lange tijd zonder. Nu is dat iets als een knuffel van een vriend.’

Dini: ‘Of met je vrienden op een terras zitten of met je tentje op stap gaan.’

Senne: ‘Ja! Willem-Alexander vergeleek in zijn 4 mei speech ook 1945 met nu. “We hebben allemaal een deel van onze vrijheid moeten inleveren. We maken die keus zelf voor gezondheid en leven. In de oorlog werd die keus voor ons gemaakt door een bezetter met een ideologie zonder genade.” We hebben nu een soort onzichtbare vijand, een onzichtbare oorlog tegen een vijand waar je niks tegen kunt doen.’

Dini: ‘Toen was verzet heel belangrijk.’

Senne: ‘Samen ergens tegen gaan staan, dat kunnen we nu niet. We zijn gek genoeg samen door thuis te blijven. Ik las wel over mensen in de VS die demonstreren tegen het virus, dat is natuurlijk absurd. Dus je krijgt een soort survival of the smartest.’

Dini: ‘Een tijdje na 5 mei mocht ik weer naar buiten, naar de stad (Delft). Mijn zus Wil moest mee van moeder. Ik stond te popelen, maar Wil – liggend op de bank – zei: “Nu niet hoor, ik kan eindelijk naar Beethoven luisteren”.’

(Wil was kort daarvoor naar huis teruggekomen uit Dachau, waar zij zat vanwege haar rol in het verzet. Anno 2020 is Wil 101 jaar oud en een van de laatste overlevenden uit dat kamp.)

En je diploma?

‘We zijn nog wel op school geweest, want een van de leraren liet ons triomfantelijk zijn tas zien. “Kijk eens hier, in die tas die jullie dagelijks zagen, vervoerde ik krantjes en berichten voor het verzet en bonboekjes!” Waarschijnlijk kreeg ik toen ook mijn diploma. Kijk, ik heb het nog.’

En jij, Senne, hoe was het toen je hoorde dat het centraal schriftelijk eindexamen verviel?

‘Nou, ik hoorde het van jullie bij het ontbijt. En ineens was de berg die ik zes jaar voor me heb gehad weg en was ik in een weiland. Het voorbereiden voor herkansingen en het plannen voor het examen, dat was allemaal ineens weg. We keken nog in Magister, maar ik kon echt niet meer zakken. Dat voelde heel bizar.’

‘Was je teleurgesteld?’, vraagt Dini hem. Senne: ‘Nee. Ik heb niks om teleurgesteld over te zijn, ik heb gewoon een diploma. Dat heeft niet iedereen.’ Dini: ‘En ga je dat ook vieren?’ Senne: ‘Ik denk het niet. Deze crisis kan wel tot het nieuwe schooljaar duren, en dan zal school ons niet terughalen voor een feest. Misschien komt er een online uitreiking, of iets met alleen je eigen ouders. En als het kan, bedenken we wel iets met vrienden. Een echt feest zit er voorlopig niet in, net als vakantie of festivals. Met vrienden spreek ik nu vooral online af. We kletsen, luisteren muziek, gamen of doen spellen met de camera. Online weerwolven, best oké.’

Dini, jij was pas veertien. Hoe ging het verder?

‘Gek genoeg vroeg niemand “Wat wil je?”. Meisjes gaan trouwen, dus die hoeven niet naar de HBS, was de gangbare opinie. Hoewel het schoolhoofd tegen mijn ouders zei dat ik moest doorleren, gold ook voor mij dat ik eerst bij mijn moeder het huishouden ging leren en vervolgens op een kantoor boekhouding. Pas op mijn negentiende mocht ik naar de opleiding verpleegkunde.’

En jij, Senne, hoe nu verder?

‘Eerst een tussenjaar, werken en een portfolio opbouwen om hopelijk naar de Hoge School voor de Kunsten in Utrecht te gaan.’

Tot slot: vinden jullie iets moeilijk aan de quarantaine?

Senne: ‘Niks, ik heb het gewoon relatief goed. Je komt in een soort ritme – wat je doet, wat je aanraakt, hoeveel afstand je neemt – het is normaal geworden, zelfs thuis. Ontmoeting en afscheid zijn wel onnatuurlijk, zelfs oncomfortabel. En jij, oma?’

Dini: ‘Ik vind het niet moeilijk, maar ik vergeet het wel. Dan deinst iemand ineens achteruit als ik mijn hand uitsteek. Nu ik erover nadenk: niet samen rouwen vind ik heel moeilijk, en niet knuffelen. En dat er een tweede golf komt.’

Voor mijn moeder waren de bevrijding, het einde van haar quarantaine en haar mulo-diploma het begin van een lang en rijk levensavontuur. Voor Senne is zijn diploma dat ook, maar dan middenin de quarantaine. Hoe zijn baan zal gaan, open dagen op vervolgscholen, contact met vrienden en vriendinnen, het is allemaal ongewis. Komt hij in een ‘nieuw normaal’? En hoe zal hij later terugkijken op mei 2020, toen hij zonder de berg te beklimmen in het weiland van de afgestudeerden kwam? Wat mij opvalt, is beider positivisme en de lichtheid waarmee ze hun situatie opnemen. Daar kan ik me als dochter en moeder mooi aan laven.

deel dit artikel: