FOTO’S: JAN MUILWIJK, JAN SCHILTHUIZEN, RENCO USAMA, RONALD VAN WEEREN.

Afgelopen zomer deden vrijwilligers, experts van Taxon Expeditions en studenten van de Vrije Universiteit onderzoek in Oost naar het voorkomen van diertjes die op en in de bodem leven of in het struikgewas. Het onderzoeksverslag verscheen eind december en geeft een verrassend beeld van de biodiversiteit van Flevopark, Joodse Begraafplaats en Diemerpark.

Vossen, marters, vogels, dagvlinders en bijen zijn aantrekkelijke dieren en krijgen bijna automatisch veel meer aandacht dan diertjes zoals pissebedden, wormen, duizendpoten, slakken, kevers en motten. Maar deze ‘onderkruipsels’ zijn voor de biodiversiteit minstens zo belangrijk als die meer aansprekende dieren. Daarom is het erg belangrijk deze diersoorten te onderzoeken als je meer wilt weten over de biodiversiteit van een gebied. De gemeente Amsterdam was dan ook blij met het initiatief van Taxon Expeditions om diverse groengebieden onder de loep te nemen. Na eerdere projecten in onder andere het Vondelpark, was het vorige zomer tijd voor het Flevopark, de Joodse Begraafplaats en het Diemerpark. Drie heel verschillende gebieden in het noordelijk deel van de Diemerscheg, de groene vinger die vanuit het zuidoosten de stad in steekt. 

Kleine dieren waarnemen

Zoogdieren zoals de otter of vos kun je spotten met automatische wildcamera’s (ook wel cameravallen genoemd), zoals gebeurde met de otter in het vorige nummer van de IJopener. Bij het kleine grut werkt dat niet. Daar zijn andere methodes nodig. Helaas sneuvelen de diertjes dan vaak wel in een verzamelpotje, maar het kan meestal niet anders: ze moeten immers in het laboratorium nader onderzocht worden om te kijken om welke soorten het precies gaat. 
Kleine vliegende insecten verzamelt men met een malaiseval, ooit bedacht door de Zweedse bioloog Malaise, en waarschijnlijk gebaseerd op zijn kampeerervaring. In een openstaand tentje verzamelen vliegjes en mugjes zich vooral boven in de nok. Ze zoeken daar naar de uitgang en belanden dan in een fuik met een verzamelpotje. 
Een aasval is een potje met vlees waar aasetende bodemdiertjes op afkomen. In een bodemval, een soort valkuil, komen lopende dieren terecht zoals loopkevers, pissebedden, mieren en bodemwantsen.Vangen met de hand kun je doen met slakken, kevers, spinnen, hooiwagens, duizend- en miljoenpoten, en pissebedden. Een sleepnet is er voor het vangen van beestjes op planten.  
Voor het lokken van nachtvlinders is er een lichtval, een lamp dus. Een omgebouwde bladblazer kan dienen als zuigval om klein grut op te zuigen van lage vegetatie zoals in het Diemerpark. Het afkloppen van planten en struiken (met daaronder een opvangscherm) doe je om kevers en sprinkhanen te vangen. Met een keverzeef zeef je dieren als kevers, mijten, spinnen, duizend- en miljoenpoten uit vergaan plantenmateriaal. En met een watersleepnet vang je waterinsecten en weekdieren.
Vervolgens zijn de vallen met diertjes onderzocht in een veldlaboratorium dat was ingericht in Theater Vrijburcht. Daar kregen de vrijwilligers instructies van deskundigen als bioloog Menno Schilthuizen van Taxon Expeditions. De vondsten zijn daarna naar Naturalis in Leiden gebracht, waar ze met hulp van diverse deskundigen definitief geïdentificeerd en benoemd zijn. 

Het vrouwtje van de stokroossnuitkever.Met haar lange snuit boort ze een gat in de bloemknop voor haar eitjes, Joodse Begraafplaats

Honderden soorten 

Tijdens de expeditie zijn in het Diemerpark 385 soorten vastgesteld, in het Flevopark 264 en op de Joodse Begraafplaats 267. Het totaal aantal gevonden diersoorten (672) is hoog. Dat heeft vermoedelijk te maken met het feit dat er drie terreinen zijn onderzocht, die ecologisch sterk van elkaar verschillen. Het Diemerpark doet denken aan een schraal rivierduinlandschap, de Joodse Begraafplaats ligt laag en lijkt het meest op een oud moeras, terwijl het Flevopark het karakter van een stadspark heeft. 
Toch zijn ook in het Flevopark bijzondere soorten aangetroffen. Zo pakte vrijwilliger Ton Zijp op een veldje langs het Nieuwe Diep een erg zeldzame loopkever op: de ‘sobere kustkruiper’. Volgens kenners komt deze kever in Nederland vooral aan de kust voor, maar ook in Zuid-Limburg. 
Verder zijn er in het Flevopark en op de Joodse Begraafplaats veertien exemplaren van een zeer zeldzame soort oevervlieg gevonden: Parydroptera discomyzina (heeft geen Nederlandse naam). Deze soort is pas in 2018 voor het eerst in ons land gevonden bij Barneveld. 
Ook onder de nachtvlinders bevonden zich enkele zeldzame soorten, zoals de bruine sikkeluil in het Flevopark, de heemstzaadmot in het Diemerpark en de satijnvleugelsikkelmot op de Joodse Begraafplaats.
De onderzoekers concluderen dat de ecologische diversiteit van het noordelijk deel van de Diemerscheg hoog is en van groot belang voor de corridorfunctie die de scheg heeft als verbinding tussen het platteland en het stadshart. Mooi, zo’n resultaat. Groengebieden bij de stad dragen hun steentje bij als het om natuurwaarden en biodiversiteit gaat.

De grote groene sabelsprinkhaan. Springt en vliegt zomers overal rond
deel dit artikel: