In de herfst valt er van alles uit de bomen. Natuurlijk blad, maar ook walnoten, beukennoten, eikels, kastanjes, en helikoptertjes – de vleugelzaden van de esdoorn die lekker ver weg zweven. Maar soms kom je iets tegen waar je even wat langer naar moet kijken.
In de herfstvakantie kwam een buurmeisje langs met een leuke vondst uit het Flevopark, en de vraag aan ons wat dat nou was. In haar handen had ze een bolletje met daarop een kapje met een soort weelderige haardos. Tja, wij wisten het niet meteen en dachten eerst even aan een bolster van de kastanje. Maar toen we beter keken zat er toch wel een eikel in, geen kastanje. Bovendien zitten in de bolster van een tamme kastanje meestal drie kastanjes, terwijl hier maar één noot in past. Normaal gesproken hebben eikels van een zomereik – die het meest voorkomt in Nederland en ook in het Flevopark – een enigszins geribbeld hoedje, maar zijn ze verder glad en hebben ze niet zo’n rastakapsel. Het buurmeisje vertelde dat ze het in het speeltuintje van het Flevopark bij de schommel had opgeraapt. We gingen op onderzoek uit en scoorden zelf wat van die bontmutsjes. Na wat gezoek in de boeken en op internet kwamen we uit op de eikels van de moseik. Dat is geen inheemse boom, maar hij wordt wel aangeplant in parken in Nederland. Oorspronkelijk komt de moseik uit Turkije en Zuid-Europa, maar hij doet het in ons warmer wordende klimaat ook prima.
Voorzichtig met uitheemse soorten
Is het erg dat er uitheemse bomen groeien in Nederland? In verband met het warmer wordende klimaat gaan er stemmen op om in parken en natuurgebieden meer bomen en struiken te planten die beter tegen warmte en droogte kunnen. Het idee is dat door soorten uit bijvoorbeeld Zuid-Europa te kiezen, ze langer leven en dat is in principe natuurlijk duurzaam te noemen. Toch waarschuwen biologen om daar voorzichtig mee te zijn. Niet alle exoten – dat zijn uitheemse planten en dieren – zijn even onschuldig. Ze kunnen gaan woekeren of trekken weinig inheemse insecten aan. Exoten zijn vaak ook niet bevorderlijk voor de biodiversiteit, omdat ze andere planten verdringen. De Amerikaanse vogelkers – een struik die veel in bossen voorkomt – is een berucht voorbeeld, die wordt zelfs ‘bospest’ genoemd vanwege zijn woekerende eigenschappen.
Wat betreft de moseik valt het mee, deze woekert niet. Maar hij levert ook niet heel veel op aan biodiversiteit. In elk geval veel minder dan de inheemse zomereik. In het Flevopark staan moseiken op drie plekken, en alleen de boom bij de speeltuin is groot genoeg om eikels te vormen. Net als bij de gewone zomereik zijn deze eikels erg geliefd bij gaaien. Een gaai kan wel negen eikels in zijn keelzak bergen, die hij op verschillende plekken in de grond stopt als wintervoorraad. Natuurlijk weten de gaaien niet alle eikels meer te vinden in de winter, dus uit een vergeten eikel kan in het voorjaar zomaar een nieuw eikenboompje gaan groeien.
De eikel valt samen met het eikeldopje op de grond. Voor kinderen is het leuk om poppetjes te maken van de moseikels. Vooral de dopjes met hun rastakapsel of bontmuts – het is maar wat je erin ziet – maakt ze tot bijzondere en expressieve eikels. Eikels met een apart karakter dus.
deel dit artikel: