Schrijver Lucia van den Brink is nauw verweven met haar alter ego Lentl. Haar hoofdpersoon is een jonge vrouw die de verborgen verwaarlozing uit haar kindertijd zichtbaar maakt door de scheldwoorden die haar zijn toegeroepen op haar lichaam te tatoeëren

Foto: Ruud Post

Wanneer je De geur van een moeder van Lucia van den Brink (1991) leest, kun je bijna niet geloven dat de schrijver zelf geen tatoeages heeft. En er is wel meer in het boek dat je niet kunt geloven, omdat je er met je hoofd niet bij kan – of wil. Want het verhaal draait om de verwaarlozing en mishandeling die hoofdpersoon Lentl als kind thuis ondergaat, wat niet gezien wordt door de volwassen buitenwereld.
Het meisje groeit op met bonen uit blik en wordt gevoed door het schuldgevoel dat zij verantwoordelijk is voor het verdwijnen van haar moeder die, zo hoort ze, zelfmoord heeft gepleegd. Ze hoopt op een redder, maar redders blijken alleen in boeken of films te bestaan. Zelfs als ze haar eerste hartenkreet HELP in de huid van haar arm krast met het stanleymes van haar vader, is er niemand die haar te hulp schiet.
Door te overleven dag na dag, week na week, jaar na jaar ontworstelt Lentl zich aan haar thuissituatie met een gewelddadige en alcoholische vader. Totdat ze oud genoeg is om de deur voorgoed achter zich dicht te trekken. Met haar zelf verdiende vakkenvullersgeld huurt ze een kamertje met een slot op de deur. Op haar negentiende verjaardag doet ze zichzelf een tatoeagemachine cadeau. Vanaf dan wordt haar lichaam haar canvas. Telkens als ze geconfronteerd wordt met beschimpingen uit haar jeugd zijn het de pijnlijke naaldjes van het apparaat op haar huid die haar kalmeren. Ze geeft – meestal ’s nachts – de scheldwoorden de plaats op haar lijf die ze verdienen.  
Overdag in de buitenwereld ontwikkelt ze zich als tatoeageartiest. Ze slaagt erin een plekje te veroveren in een tatoeageshop waar ze onverstoorbaar creaties op anderen maakt. Wanneer haar mentor sterft en haar geliefde de relatie verbreekt, wordt Lentl ingehaald door het meisje uit haar verleden. De geur van een moeder is een fictief verhaal, maar is gebaseerd op het leven van de schrijver.

Je schrijft korte verhalen en dit is je tweede boek. Is schrijven voor jou een vorm van therapie?

‘Schrijven is denken op papier en dingen onderzoeken in een veilige omgeving. Om stapje voor stapje vorm te geven aan wat je heel eng vindt of wat je pijn heeft gedaan. Maar dit verhaal is ook fictie; dat komt door de tatoeages. Ik wilde zichtbaar maken hoe je zoiets als verwaarlozing en mishandeling met je meedraagt. Want dat is heel onzichtbaar; voor de buitenwereld functioneer je gewoon en er is niemand die zo’n leven achter je zoekt. Dus je ziet het niet, maar het is wel heel groot. Ik zocht een vorm om het toch zichtbaar te maken. Het begon met het beeld in mijn hoofd van een jonge vrouw die allemaal van die scheldwoorden op haar lijf heeft. Ik was benieuwd hoe het eruit zou zien als je dat verleden letterlijk op je huid zou dragen.’

Wat vind je daar zelf van?

‘Er is niet per se een antwoord op de vraag of het goed of slecht is dat ze steeds teruggaat naar die shop om zichzelf te tatoeëren. Ik doe als schrijver hetzelfde; teruggaan naar die nare dingen uit mijn jeugd de hele tijd. Ik had ook gewoon mijn leven kunnen leiden.’

Je schrijft heel zintuiglijk over het tatoeëren. Heb je zelf tatoeages?

‘Nee, die heb ik niet. Ik heb voor het boek wel een tatoeagemachine in huis gehaald en ermee geoefend. Op fruit, zoals ik Lentl dat eerst ook laat doen in het boek. Ik wilde weten hoe het voelt om zo’n machine te hanteren.’

Ben je nooit in de verleiding gekomen om het apparaat op je eigen huid te zetten?

‘Ik heb er wel over nagedacht. Maar ik vond het toch onecht, omdat ik het dan alleen voor het boek zou doen in plaats van helemaal uit mezelf. Ik wilde ook vanwege het thema van het boek voorkomen dat ik tatoeages in het algemeen in een slecht daglicht zou zetten. Ik wilde daar respectvol mee omgaan. Maar ik heb wel lange tijd geaarzeld of ik het zelf zou doen.’

Heb je een missie met dit boek?

‘Als kind kende ik geen verhalen van anderen die vergelijkbaar waren met mijn situatie. Behalve in boeken zoals Blauwe plekken van Anke de Vries en de boeken van Carry Slee. Ook de nare sfeer van Harry Potter die werd opgesloten in een kast was herkenbaar. Zo ontdekte ik dat ik niet de enige was die een nare jeugd had of moeite had met dingen in het leven. Dat gaf steun. Misschien dat ik dat met mijn boek kan teruggeven.’

Hoe groeide je zelf op?

‘Met periodes werd ik dagelijks uitgescholden door mijn ouders en geslagen. Dat vormt je heel erg. Er was sprake van alcoholverslaving. Mijn moeder wilde altijd zelfmoord plegen. Dat is niet gelukt, maar die dreiging ervan is een angst die in je leven blijft. Ik heb complexe PTSS, mijn stresssysteem staat heel erg op scherp. Ik wist lang niet dat ik bang was voor dingen; ik dacht dat dat de normale manier van zijn was.’

Achterin het boek noem je therapieën. Heb je zelf therapie gehad?

‘Ja, inmiddels best wel veel. Toen ik een paar jaar geleden twee keer per week traumatherapie had, was dat zo heftig dat ik niet meer kon functioneren. De verschrikkelijkste dingen uit het verleden waar ik naar terugging, waren niet te combineren met vergaderingen op kantoor.’

Je boek is een half jaar geleden verschenen, wat voor reacties heb je gekregen?

‘Het voelde wel een beetje als een coming out. Mensen die dichtbij me staan wisten het wel, maar soms ook niet zo gedetailleerd. En ineens is het openbaar, ook naar anderen die je niet kent. Over het algemeen krijg ik fijne of ondersteunende reacties. Er is ook herkenning. En er zijn mensen van vroeger die berouwvol zeggen dat ze het destijds wel zagen, maar er niks mee gedaan hebben.’

Had je vroeger het idee dat het onzichtbaar was?

‘Ik zou die woorden er als kind niet aan geven. Maar er was de wereld thuis waarover ik niks mocht vertellen, dus in het kringgesprek op school vertelde ik dan maar iets anders. Ik hoorde nooit zulk soort verhalen als die van mij. Ik dacht dat mijn verhaal niet echt mocht bestaan. Je zit in een familiesysteem waar je als kind niet uit kan. Je bent afhankelijk van je ouders en je weet als kind dondersgoed dat je eten nodig hebt.’

Je hebt veel zelf gedaan om met je jeugd om te gaan: karate, therapie, schrijven. Wat deed de buitenwereld?

‘Niet zo veel. Dat vond ik als kind lastig, want je bent wel van de buitenwereld afhankelijk. Mijn blauwe plekken kleurde ik in met make-up, omdat ik hoopte dat het dan opgemerkt zou worden. En bij de schoolpsycholoog vertelde ik wel eens wat, maar dat leidde tot niks. Ik was een zombie als kind, ik was niet echt blij, maar je had ook niet echt last van me. Ik werd gewoon niet opgemerkt. We willen als mens liever niet dat dit soort dingen gebeuren en we willen het dus ook liever niet zien. Ik was altijd aan het wachten op de redder die zou komen.’

De geur van een moeder – Lucia van den Brink – Ambo Anthos Uitgevers  – 272 pagina’s – € 21,99  

deel dit artikel: