Buiten sporten. Pre-corona was het ondenkbaar. Ik ging naar de sportschool: steps, bodyshape, spinning, yoga of TRX. Alle klasjes waren leuk en ik pakte vaak een rondje apparaten mee. Een veilige, vertrouwde omgeving waar alleen andere leden mij in actie zagen. Ik ging ook voor de gezelligheid. Voor een: hoe gaat het? Een grap en een grol. Een blik van herkenning of een glimlach. Het was een thuis. En ik was deel van de familie. Tot in maart 2020 alles op slot ging. Opeens zat ik ’s avonds thuis: op de bank, in plaats van in de gym.
Ik kreeg een flashback, twee jaar terug. Net geopereerd, een schim van mezelf. Fysiek en geestelijk uit vorm gerukt. Mijn lichaam vertikte te doen wat ik wilde. Mijn hoofd ook. Niets was meer als daarvoor. Niets was meer vanzelfsprekend. De sportschool was mijn reddingsboei. En al verliep de weg terug moeizaam: alle beetjes tikten aan. Overgewicht verdween, langzaam, maar zeker. En met het toenemen van mijn kracht, kreeg ik nieuwe buikspieren cadeau. Een onverwachte bonus na alle momenten van wanhoop. Van onmacht. Momenten waarop ik zeker wist: dit komt nooit meer goed. Maar plots is daar het moment dat je lichaam fijn voelt. Ouderwets sterk. Dat je in de spiegel kijkt en jezelf herkent. Het moment waarop je je realiseert: ik ben er weer. Misschien nog niet helemaal, maar goed genoeg. Goed genoeg om er weer voor te gaan. En dat deed ik. Na anderhalf jaar stond ik er weer helemaal. In topvorm. Dankbaar voor mijn comeback. Dankbaar voor mijn gymfamilie die me op de been had gehouden. Pre-corona was ik fitter dan ooit.
Was. Als in: verleden tijd. Want na drie maanden lockdown waren de kilo’s terug, de vorm weg en mijn vrolijke humeur ook. In de zomer kwam mijn gym met iets nieuws: buitenlessen. Ik kon mijn geluk niet op. Elke avond meldde ik me voor een shotje beweging, sociaal contact en frisse lucht. De coronakilo’s losten op en ook fysiek en mentaal was ik weer in vorm. Met de komst van het gure herfstweer verhuisden de buitenlessen terug naar binnen. Even sloeg de paniek toe. Gevolgd door twijfel. Toch maar naar binnen dan? Maar hoe graag ik ook wilde, het risico was te groot. Ik wilde geen ziekenhuis meer van binnen zien. Dus bleef ik buiten. Gelukkig was ik niet de enige. En trainden we zelfstandig, op eigen initiatief, door. In een kleine groep. Weer of geen weer. Donker of licht. Koud of warm. Droog of nat. We gingen door. Week in, week uit.
Gek genoeg is het geen opgave. Integendeel. Het is heerlijk. Ik ben sterker verbonden met mezelf. Met de elementen. Met de seizoenen. En met de buurt. Ik zie de schoonheid van het Java- en het KNSM-eiland meer dan ooit. De zon die ondergaat in het IJ. Water en lucht die met het weer van uiterlijk wisselen. Verandering in vegetatie. De rijkheid aan geuren. De fluitende vogelpracht in de bomen. Zwanen met hun jonkies. Parmantig rondstappende reigers. Kinderen die buiten spelen. Mensen die hun hond uitlaten of samen een ommetje maken. Zo klein als mijn wereldje thuis is, zo vergroot is mijn kijk op de buurt.
Nu staan de krokussen en narcissen in bloei. In de Bogortuin staan mobiele toiletten te wachten op het mooie weer. Onlangs neergezet, op onze vaste inlooproute tussen de boompjes. Als voorbode van de zomer. Ons sportgroepje is een vast gegeven in mijn week. Een anker. En al ben ik zwaarder dan vóór corona en misschien iets minder vrolijk, toch gaat het goed. Vooral daardoor. Wederom heb ik een ander lichaam gekregen. Dat van een bootcamper annex buitensporter. Ik ontdek nu spieren die ik nooit had. Een nieuwe vorm. Peziger en stabieler. Ons lichaam als reflectie van onze gewoontes. En al mis ik de klasjes op muziek en het familiegevoel in de gym, toch is het prima zo. Voor nu. Ik ben mijn sportmaatjes dankbaar. Voor het buitengevoel. Voor de structuur. Voor de stilzwijgende kameraadschap. Voor de onderlinge support. Wij zijn samen doorgegaan. Door donkere tijden heen. Letterlijk én figuurlijk.
Ik ben benieuwd wat de zon ons brengt. De winterse leegte maakt plaats voor recreërende Amsterdammers. Een nieuw seizoen. Licht in de duisternis. Drukte in de stilte. Of we dat nu leuk vinden of niet. Wij maken plaats voor zonaanbidders, hekken en toezichthouders. Maar voor nu is de openbare ruimte nog heel even van ons.
Na een laatste blik op de ondergaande zon, voldaan van de training, zie ik een melding op mijn telefoon: de sportscholen mogen weer open. Ik voel de lach op mijn gezicht. Laat die zomer nu maar komen. 

deel dit artikel: