Gezeur. Een lezer valt over het woord gezeur. In mijn laatste column: Tunnelvisie. Hij vindt het verre van gezeur dat Zeeburgereiland een fietsbrug wil naar Borneo-eiland of Sporenburg. En hij weet waarom ík dat wel vind: ik woon vast in het Oostelijk Havengebied. Daar willen ze geen drukte en verzinnen ze van alles om de brug te voorkomen.

Ik lees de e-mail opnieuw, maar snap het niet. Ik vind de fietsbrug namelijk een prima idee. Ik ben ook niet bang voor overlast, al woon ik inderdaad in het OHG. Ik pak de column erbij. Ik wil snappen waarom de lezer precies het omgekeerde denkt van wat ik vind. Maar het staat nergens. Niet dat ik tegen de brug ben. Of dat ik Zeeburgereilanders vind zeuren. De column ging niet over de brug, maar over de tunnel. Over het constante uitstellen van de renovatie en bijstellen (lees: achterlijk duurder worden) van het kostenplaatje. Als grap sloot ik af met de opmerking dat er voor dat geld wel een fietstunneltje bijgeklust kon worden, zodat we meteen van het gezeur over de fietsverbinding af zijn.

Dat is het. Het woord gezeur. De lezer betrekt het op zichzelf en zijn medestanders. Al hoor ik daar zelf bij. Over tunnelvisie gesproken.

Voor alle duidelijkheid: Ik vind bewoners die directere verbindingen wensen niet zeuren. Ik vind het ook geen gezeur dat bewoners die last hebben van een beslissing protesteren en alternatieven zoeken. Wat ik wél gezeur vind, is hoe lang het gepraat over en weer duurt. Hoe lang er onderzocht en dan nog meer gediscussieerd wordt, voor er een besluit komt. Waarna wederom uitstel volgt. Soms zo lang dat degenen die zich er nu mee bezig houden er niet meer zijn en anderen zich opnieuw in de materie moeten verdiepen. Met nog meer vertraging als gevolg.

Dat was ook ‘het bruggetje’ tussen de tunnel en de brug. Het voortduren van onzekerheid. Het doorschuiven van een beslissing, waardoor hij mogelijk nooit valt. En alles steeds meer kost. Dáár word ik moe van. Dat vind ik gedoe. Gezeur. Gezeik. Het hele proces. Misschien dat ik me daardoor van gechargeerde taal bedien. Uit ergernis, uit kwaadheid. Komen daardoor mijn rootsboven. Mijn ware aard. Mijn ongefilterde en ongenuanceerde zelf. Ik ben namelijk een Amsterdammer. Een rasechte. Een geboren en getogen. Geen fake. Geen wannabee. Geen import. Maar een echte, een originele. Zo een waarvan er niet veel meer zijn. Althans, niet in Amsterdam. Voor een beetje Amsterdammer moet je naar Purmerend of Almere. Maar zo een ben ik er dus. En misschien is dat het probleem.

Amsterdammers vinden iets al snel gezeur. Of gezeik. Wij zeggen dat ook keihard. In je smoel. Dan lossen we het op en drinken een drankje met elkaar. We blijven niet boos. Hebben een groot hart. Vergeven en vergeten is ons motto. Maak van je hart geen moordkuil. Geen gezeur dus. Geen gezanik. Geen gezeik. Je weet waar je staat. Schijnheiligheid is niet ons ding. Ongenuanceerd zijn we dus ook. En heel specifiek. Een Amsterdammer vloekt zelfs specifiek. Die zegt niet gewoon: krijg de kanker. Die vertelt je ook meteen wáár: krijg de kanker in je hart. Of welke andere plek hij of zij toepasselijk vindt. Is dat kwetsend? Vast. Zeker als je het niet gewend bent. Ik doe dat overigens niet. Schelden met ‘k’. Maar tering gebruik ik veel en graag. Of tyfus-tering om het nog wat extra aan te zetten.

Pestpleuris is ook favoriet. Ik neem de uitgestorven ziektes. Die minder makkelijk persoonlijk te nemen zijn. Dat doe ik alleen in huiselijke kring overigens. Vooral in ‘ik stoot mijn hoofd tegen het openstaande keukenkastje’- soort situaties. Meestal niet buiten de deur. Daar is een filter handig. Dus denk ik meestal eerst na voor ik mijn mond open doe. Meestal. Maar niet altijd. Het Amsterdamse bloed kruipt waar het niet gaan kan. Met ‘gezeur’ strooi ik dus nog kwistig rond. En al is het maar een hyperbool, misschien is het toch tijd voor een evaluatie. Misschien is er een woord dat de lading beter dekt. Zodat niemand mij meer verkeerd begrijpt. Want begrepen worden, wil iedereen. Ook ik. En wel graag goed.

Ik denk opeens aan een dame uit mijn gym. Type niet lullen maar poetsen. Op haar shirt staan twee woorden. Niet de gebruikelijke drie. Niet: Just do it.Nee, haar slogan is nog beter. Twee woorden die ik voel, die me raken. Een glimlach geven. En net even de extra powerom door te zetten als ik worstel met een mountain climberof een pike. Twee woorden. Kort en krachtig: Geen getrut.

Vanaf nu zeg ik dat. En ik begin meteen. Want er is nieuws over de andere fietsbrug. Die van Java-eiland naar Noord. Jawel: hij is uitgesteld. Tot 2029 maar liefst.

Mijn brievenschrijver is bang dat er pas een brug komt naar Zeeburgereiland als hij zelfs al te oud is voor een elektrische fiets. Gezien de recente ontwikkelingen heeft hij een punt. Het verleden is nog altijd de beste voorspeller van de toekomst. En de premetro naar Zeeburgereiland moet ook nog aangelegd. Dus ik zeg: geen getrut!

Dat is tenminste duidelijk. Veel beter dan gezeur. Zo voelen de juiste mensen zich aangesproken. De trutters, niet de zeurders.

deel dit artikel: