Na een relaxte retraite op Tenerife is de rust al snel ver te zoeken. Een zandstorm. Gecancelde en vertraagde vluchten. Een telefoon vol verontruste mensen die willen weten of het mijn hotel is waar toeristen in quarantaine zitten vanwege het coronavirus. En, eenmaal veilig thuis: een to-do-lijst die niet te doen is.

Mijn agenda puilt uit, evenals de wasmand, en het beetje zen dat ik nog ben, is ernstig bedreigd door de waan van de dag. Hier kan geen yoga of meditatie meer tegenop. Een lege koelkast helpt ook niet, dus dat pak ik eerst aan. Verregend in plaats van verlicht, kom ik weer thuis. Het weer houdt me nederig, al is mijn dankbaarheid wel even zoek. Evenals de balans. Die is doorgeslagen richting alarmfase. Ik doe een schietgebedje dat het goed komt. Mijn afspraken gaan vast niet allemaal door. Er zegt altijd iemand af, alleen al vanwege griep. Ik zeg het hardop: een handige truc om rustig te blijven in geval van stress.

Amper drie weken later zijn al mijn afspraken afgezegd. Privé, zakelijk, tot aan de tandarts en de pedicure aan toe. Ik kan nergens meer heen, ook niet naar de gym en ik krijg geen bezoek meer. Zelfs de werkster belt af. Op de voet gevolgd door de klusjesman. Mijn agenda is, op deadlines na, volkomen leeg. Be careful what you wish for. Zegt een stemmetje in mijn hoofd zachtjes.

Als dit scenario een manuscript was, zou een uitgever het afwijzen op grond van ongeloofwaardigheid. En toch zitten we er middenin. Midden in een foute B-film. Hoe het is na tien april, als deze IJopener in uw bus ligt? Geen idee. Als hij u überhaupt bereikt. Maar nu, zo halverwege maart, zitten we opeens massaal thuis. Mijn volwassen zoon ook. Zijn leuke baan op Schiphol spontaan gesneuveld aan de indirecte gevolgen van het virus. Net als die van al zijn collega’s met losse contracten. Tot op het laatst bleef hij vrolijk naar zijn werk gaan in een steeds legere bus. Het voorste gedeelte afgezet met tape en op de gesloten ingang een briefje: achter instappen in verband met corona.

Een week terug riep ik nog dat hij amper tijd voor me heeft. En nu zitten we samen thuis. Be careful what you wish for. You might get it. Benadrukt het stemmetje.

Een dag later appt hij me vanuit onze Albert Heijn. ‘Mam, alles is op!’ Bijna alle schappen zijn leeg en het is pas middag. De hamsterweken zijn aangebroken, maar in de niet zo lollige variant. Het lijkt wel oorlog. Dacht ik een week terug nog: dat loopt niet zo’n vaart, nu lijkt de gekte om ons heen nog besmettelijker dan de ziekte zelf. Al is die er ook. Want ‘thuisblijven’, kan zo maar ‘ziek thuisblijven’ worden. De angst voor besmetting is groot en neemt exponentieel toe. You might get it. Schreeuwt het stemmetje keihard.

Het kán. En niemand weet wie, waar, wanneer of hoeveel. We weten alleen: dát. Dát er meer mensen ziek zullen worden. En misschien weer genezen. Maar lang niet allemaal. Die angst. Voor jezelf, voor de ander. Om het fout te doen. Straks besmet je iemand. Misschien wel je eigen geliefde. Je kinderen. Je ouders, je oma of opa. Pure angst. Voor het onbekende. Onzekerheid. De mens lijdt het meest, door het lijden dat hij vreest. Wie kent dat tegeltje niet? Maar wat als? Moordende twijfel. Better safe than sorry. Roept het stemmetje. Steeds harder en harder.

Dat is het devies. Voorzorg. Verstandig zijn. Raak elkaar niet aan. Houd afstand. Ontsmet. Neem vitamines om je weerstand te verhogen. Of het veel helpt, weten we niet. Of het teveel is, of te weinig, ook niet. Of alles op slot moet? Of juist deels, op vrijwillige basis, zoals nu? Niemand weet het zeker. De angst regeert. We houden de schijn van controle door alles en iedereen, inclusief de werkelijkheid, op afstand te houden. Al is angst meestal een slechte raadgever.

Het begin van alle wijsheid is erkennen dat je niets weet. Zo zei Socrates al. Al heb ik wel iets geleerd. Voortaan denk ik eerst na voor ik iets zeg, wens of denk. En: dankbaarheid. Want o, wat zou ik graag mijn eigen stomme, kneuterige, soms te drukke leventje weer terug willen hebben. Een kopje koffie of lunchen in Café de Zuid. Lekker in een klasje staan bij Fit aan ’t IJ. Mijn vriendinnen knuffelen. Dansen op een feestje. Een vliegtuig pakken naar mijn huis in Turkije. Mijn fiets zo vol hangen met uitpuilende boodschappentassen dat ik nog net de Verbindingsdam over kom. Al die zaken die zo vanzelfsprekend zijn, of liever gezegd waren. Dat alles wil ik. En: wc-papier. Dat wil ik ook graag terug. En ik beloof het nooit meer voor lief te nemen. ⋅

deel dit artikel: