Het is zover. Ondanks een negatieve zelftest eerder op de dag, weet ik het zeker. Verrassend is het niet, want mijn zoon is positief en mijn neefje ook. Om mij heen hoor ik niet anders. Het lijkt alsof iedereen corona heeft. Zorgverleners, maar ook buren, familie, vrienden en kennissen. En ik nu ook. Al ben ik extra voorzichtig. Want ik hoor bij een ‘risicogroep’. Afschuwelijk vind ik dat. Zo denk ik niet graag over mezelf. Ik praat er ook liever niet over. Over wat ik heb. Want ziek zijn is niet leuk. Je bent al snel een last voor anderen. Of iemand die te veel over ziekte praat. Iemand bij wie anderen alleen om te zorgen of uit medelijden komen. De goede momenten, de positieve: daar leg ik het accent op. Die wil ik uitvergroten. Al zijn ze soms maar een klein deel van de dag. Of de week. Alles waar je aandacht aan geeft, groeit. Dus benadruk ik waar ik dankbaar voor ben. Niet de pijn, het verdriet, de wanhoop of de risico’s. Maar het klopt wel. Ik val in de categorie: risico. Ik besef goed dat bij mij een goede afloop niet vanzelfsprekend is. En ik weet wat het inhoudt om in een ziekenhuis te liggen. Op tv lijkt dat best leuk. In de praktijk is het verre van dat. Zeker als je gehecht bent aan zelfstandigheid en onafhankelijkheid. Na de opname begint de strijd pas echt. Het terugvechten naar zelfredzaamheid. Dat kan even duren. De steun en hulp die er aanvankelijk is, droogt op naarmate herstel langer duurt. Of als hulp structureel nodig is. Want in de echte wereld is volledig herstel niet de norm. Dat is alleen op Netflix zo. De realiteit is niet dat mooie ‘happy end’. De werkelijkheid is rauw en omvat rouw. Omgaan met verlies is inherent aan chronisch ziek zijn. Soms letterlijk, in de zin van overlijden. En soms figuurlijk. In de zin van mensen en activiteiten. Als hoop en zingeving wegvallen, is de weg terug moeizaam. Als het al lukt. Soms moet je vanaf nul beginnen. Om vanuit jouw ‘nieuwe normaal’ weer zin in het leven te krijgen. Maar de angst blijft. Vandaar de extra voorzichtigheid.
Nu is het moment van de waarheid. Ik ben ziek. Zo ziek dat ik bang ben. Voor dat ziekenhuis. Dat verlies van controle. De vrees opnieuw te moeten knokken voor overleving. En het besef dat dat mogelijk niet nog een keer lukt. Alles doet zeer. Mijn lijf, mijn spieren, mijn hoofd. Ik kan niets verdragen. Geen tv, geen licht, geen geluid. Ik kan zelfs niet lezen. Ik zie scheel van de hoofdpijn. Het lawaai van bouwvakkers die onder mijn slaapkamerraam hard aan de reconstructie van de KNSM-laan werken, is een marteling. De piano van de buurvrouw ook. Slapen kan ik niet. Pijn overheerst. Af en toe val ik weg, zittend in een stoel, oververmoeid. Mijn longen hoest ik er bijna uit. Toch kan ik het dragen. Na een week weet ik het zeker. Hier komt een eind aan. Zonder ziekenhuis. Twee weken isolatie verder voel ik me nog steeds ziek. En doodmoe. Maar de orkaan in mij is uitgeraasd en ik sta nog overeind. Ik mag de deur weer uit.

Ook buiten heeft storm zijn tol geëist. De grote eik op de stoep waar ik al een kwart eeuw omheen loop, is weg. Alleen een stronk herinnert nog aan zijn majestueuze bestaan. Een reminder dat niets vanzelfsprekend is. Hoe groot en sterk ook. Als ik doorloop naar het Java-eiland zie ik duizenden witte vlaggetjes. 35.000 om precies te zijn. Althans: zoveel komen er. Van een afstand lijkt het of het gesneeuwd heeft. Vrijwilligers steken nog meer vlaggetjes in de grond. Kinderen helpen mee. Ik ben er stil van. Elke vlag staat voor een mens. Een persoon. Iemand die geleefd heeft, en er niet meer is. Die het eind van alle maatregelen niet meemaakt. Die niet de ‘mildere’ variant heeft gehad. Voor hen is het voorbij. Voorgoed. Ik kijk naar de eindeloze reeks vlaggen. Een eerbetoon. Een plek voor herdenking. Om respect te betuigen. Het beeld doet denken aan een veld vol herdenkingskruizen. Voor gevallen strijders in oorlogstijd. Hoe symbolisch. Ook in coronatijd staan mensen tegenover elkaar. In een strijd die zij aan zij met de ziekte zelf woedt. Die zoveel kapotmaakt. Een strijdbijl die begraven mag. Bedekt met de mantel der liefde. Want met vrede kan rouw beginnen. En wederopbouw. Hernieuwd vertrouwen. Een nieuw begin. Nieuwe hoop. Oorlog is er al te veel. Zo toont het nieuws ons dagelijks. Empathie is als een witte vlag. Met mededogen kijken, naar jezelf én naar de ander, dat is de remedie tegen strijd. Het ultieme vaccin. Ik zie ze wapperen in de wind, bijna 35.000 stuks. Samen vormen ze één reusachtige witte vlag. Voor vrede op aarde. En voor alle zielen daarboven.

deel dit artikel: