Stichting Geheugen van Oost verzamelt verhalen over Amsterdam Oost van (oud-)bewoners en anderen. Alle verhalen zijn te lezen op www.geheugenvanoost.amsterdam, zodat de geschiedenis niet verloren gaat. De IJopener publiceert elke keer een verhaal. Deze keer van Fina Buyen van Weelderen-van der Weide, opgegroeid in de Eerste Atjehstraat in de jaren 60/70, een heerlijke tijd om kind te zijn, zoals zij zelf zegt.
Al lang bedelde ik elk jaar om samen met mijn vriendjes mee te mogen doen met het luilakfeest. Ik hoorde altijd zulke leuke verhalen, en dan de luilakbolletjes, ik had er dromen over. Toen ik een jaar of 6/7 was mocht ik dan eindelijk van mijn moeder meedoen, en dan vanaf 4 uur! Het was zo spannend. Natuurlijk sliep ik die nacht niet. Ik lag te denken aan al de plannen die we hadden gemaakt.
We zouden alle oude fietsen verzamelen en die midden over de weg leggen, zodat er geen auto meer door kon. We hadden een liedje gemaakt op de tekst van Het zal je kind maar wezen. Heel origineel werd dat Het zal je fiets maar wezen, maar we zongen het met veel enthousiasme. We zouden ook alle deurknoppen aan elkaar binden en natuurlijk belletje trekken en luilak roepen.
Onderbroekenelastiek
Om vier uur stond ik in de startblokken en rende op het: ‘Ga dan maar’, van mijn moeder naar buiten. De fietsen lagen al klaar. Iedereen zat er omheen en zong. Omdat er op dat uur nog geen auto voorbij kwam, besloten we dan maar om de deuren te gaan binden. Touw hadden we niet, wel onderbroekenelastiek uit moeders naaimand gepikt. Al snel waren alle deuren voorzien van een flink stuk elastiek en zou de deur open maken niet zo makkelijk meer gaan. Op de hoek haalden we om 6 uur heerlijke warme luilakbollen en op de hoop fietsen werden die opgegeten.
De bakkersvrouw liep rood aan
En net toen we daarmee klaar waren, kwam er een auto de straat in. Het was de bakkersvrouw die brood kwam brengen of halen (dat weet ik niet echt meer) en ja ze kon er dus niet door. Ze liep rood aan, deed het raampje open en gilde dat we die troep weg moesten halen, ze moest erdoor. Natuurlijk deden we dat niet, we zongen lekker door en deden alsof ze er niet was. Na een paar minuten begon ze te toeteren en toen dat niet werkte, stapte ze maar uit en begon aan de fietsen te sjorren. Al snel had ze een stuk vrij waar ze dacht langs te kunnen rijden. Maar terwijl zij weer in haar auto stapte, legden een paar grotere jongens alles weer op zijn plek. Ohhh wat ging ze tekeer. En toen middenin al dat lawaai, ging er op nummer 28 een raam open. We zagen een wit been naar buiten komen en toen nog een en daarna een kanten nachtpon. Het was de oudere dame die er woonde. Wij kinderen vonden haar eng, we noemden haar de heks. Ze zag er niet uit. Lange onderbroek met kantjes, een nachtpon vol kantjes en tierelantijntjes en een muts op haar hoofd vol krulspelden. Daaroverheen droeg ze haar jas die half was dichtgeknoopt. Ze had een groot vleesmes in haar handen en de kinderen stoven weg. Tegen de bakkersvrouw zei ze dat ze de politie had gebeld voor dat tuig en toen ging ze de elastieken van haar deur doorsnijden en die van de naaste buren. In plaats van door de deur naar binnen te gaan kroop ze weer door het raam. Natuurlijk onder luid gejoel van ons.
Politie erbij
Even later kwam de politie aanrijden. Ze kwamen van de Celebesstraat af en stonden dus aan de andere kant van de fietsenstapel. De bakkersvrouw stond luid te krijsen en een van de agenten zei: ‘Mevrouw, als u nou gewoon even omrijdt via de Tweede Atjehstraat?’ De bakkersvrouw die nog flink aan het krijsen was, klapte verbaasd haar mond dicht. Even stond ze nog met ongeloof naar de agenten te kijken, toen stapte ze in en reed achteruit de straat uit, om even later op de hoek te verschijnen. En wie stond daar breed lachend? Juist, de bakker. Hij had alles gezien en stond zich rot te lachen. Resultaat: weer ruzie, maar nu tussen man en vrouw en wij kregen een grote zak luilakbollen gratis van de bakker, want hij vond het super. ⋅
deel dit artikel: