Bij Nederlandse les aan migranten gaat het om meer dan taal alleen: cursisten nemen hun wereld mee het lokaal in. IJopener Magazine brengt een serie met observaties van een taaldocent in Oost. Dit is de laatste bijdrage in de serie.
Een van de moeilijkste vragen die ik tot nu toe kreeg in de klas is die van Nasrin. Na een leesopdracht over twee schakers vraagt de kleine geblondeerde Iraanse: ‘Docent, wat is een gedachte?’ Ik word er dromerig van – wat een mooie vraag. Nasrin is hoog opgeleid, slim, serieus, ze heeft een fijngesneden gezicht met een permanente denkrimpel op haar voorhoofd. Net zo’n rimpel als ik nu overdreven trek, in een falende poging om het begrip ‘gedachte’ uit te beelden. Hand onder de kin, vinger tegen de slaap, Rodin – alles gooi ik in de strijd maar het enige wat mij had kunnen helpen is het woord in Farsi, haar taal. Dat ken ik niet. Niet wijzer geworden gaat Nasrin naar huis. Ik beloof haar de volgende les met het antwoord te komen, maar tegen die tijd is ze er zelf al achter gekomen.
Regelmatig worden mij vragen gesteld waar ik simpelweg geen antwoord op heb, bij gebrek aan kennis van het Arabisch, Berbers, Farsi, Pasjtoe, Nuba, Somali, Tigrinya, Birmaans, Vietnamees, Chinees, Mongools en de diverse talen die men spreekt in Guinee. (Gelukkig is Frans in Guinee de officiële taal, schaars voordeel bij het nadeel dat kolonialisme heet.)
Dus daar sta ik dan, als de Eritrese Gebre mij vraagt wat ‘iets’ betekent. ‘Eh… iets… eh… als je niet weet wat het is, zeg je iets. Voorbeeld – ik wijs naar de grond – ‘daar ligt iets, wat is dat?’
Google Translate
Maar lieve domme docent, hoor ik u denken, er is toch Google Translate? Tuurlijk. Daar herinneren de cursisten mij voortdurend aan, als zij weer eens hun telefoon tevoorschijn halen. Ik word echter geacht de nieuwe Nederlanders de taal correct aan te leren en Translate is niet feilloos. Zo appt een Arabischtalige cursiste met hoofdpijn mij dat ze niet kan komen vandaag, want ‘het hoofd wordt gekweld’. Vanuit het Nederlands naar het Tigrinya of naar het Farsi, een bloemrijke taal heb ik mij laten vertellen, zullen onstoffelijke begrippen als ‘iets’ of ‘gedachte’ wellicht té poëtisch uit de vertaalmachine tevoorschijn komen.
En je hebt er al helemaal niets aan bij het verschrikkelijke woordje ‘er’. Het is helaas bijna onmogelijk om dat woord te vermijden in de les, hoe laagdrempelig die ook is. Een cursist is jarig en argeloos zet je in: Er is er een jarig, hoera hoera, en daar ga je al. Docent, wat is ‘er’? Ik houd het tegenwoordig bij Lang zal ze leven of, nog laffer, Happy Birthday.
No need to know
Voor laaggeletterden, heb ik besloten, zijn er(!) woorden, termen en begrippen die ze niet hoéven te weten. Meedoen in de Nederlandse samenleving kan slagen, óók als je als nieuwkomer niet de finesses van de vijf betekenissen van ‘er’ doorgrondt. U, niet-nieuwe Nederlander, wist tenslotte waarschijnlijk ook niet dat er meer dan twee of drie betekenissen zijn. ‘Er’ is in sommige betekenissen, net als hoor, nou en nou ja, een van die ‘kleine woordjes’ die we vaak gebruiken en toch niet heel belangrijk zijn, zeg ik er dan bij. Taalpuristen zullen het niet met me eens zijn. Jammer dan.
Er (daar heb je ’m weer) is nog een ander fenomeen in de Nederlandse taal waardoor cursisten in grote verwarring raken – zowel analfabeten als cursisten die in hun land wel naar school zijn geweest. In de klas met vlotte, inmiddels gealfabetiseerde leerlingen leg ik uit dat ‘zijn boek’ gaat over het boek van een jongen, en ‘haar boek’ over dat van een meisje. ‘Maar – maar – háár!’, roept Amantsi, en hij trekt wanhopig aan een lok van zijn zwarte krullen. Ik zucht meelevend: inderdaad, één woord, twee betekenissen. En toch zullen ze die allebei moeten weten. Ik spreid mijn armen: ‘Welkom…..’ – dit gebaar van wanhoop kennen de cursisten al – ‘….. in Nederland’, valt de klas in. ⋅
De namen in dit artikel zijn veranderd om redenen van privacy.
Henriëtte Lakmaker is docent Nederlands als tweede taal (NT2) en taalvrijwilliger in Amsterdam-Oost en omstreken.
deel dit artikel: