Bij Nederlandse les aan migranten gaat het om meer dan taal alleen: cursisten nemen hun wereld mee het lokaal in. IJopener Magazine brengt een serie met observaties van een taaldocent in Oost.

Yunus staart vol ongeloof in zijn boek. ‘Dócent, is dit waar?’ In zijn lesboek staat dat in Nederland mannen met mannen mogen trouwen en vrouwen met vrouwen, onder het kopje Wat vind jij? ‘Ja’, zeg ik, ‘dat klopt. In Nederland mag dat.’ Yunus is een huwelijksmigrant uit Marokko en woont nu zo’n maand of zes in Amsterdam. Het is een rustige, zachtaardige jongeman. Het Nederlands leren gaat hem niet makkelijk af, maar dat ligt niet aan zijn inzet. Hij kijkt mij lang aan. Dan buigt hij zich weer over de tekst. De paragraaf staat vol stellingen waar de cursist zijn of haar mening over mag geven, en dit is een uitdagende. Ik ga naast hem zitten. 

‘Vind je dat goed of niet goed?’ Vind je begrijpt hij niet. ‘Is dat goed of is dat niet goed?’ maak ik ervan, hoewel het juist gaat om het subtiele verschil tussen mening en feit. Yunus laat zijn kin op de borst zakken en denkt diep na. Dan richt hij zich op en zegt beslist: ‘Nee, het is niet goed.’ Waarom niet? ‘Dat zegt de Koran.’ ‘Oké’, zeg ik, ‘dat is jouw mening’, en ik geef hem ongevraagd de mijne: ‘ik vind het wel goed dat beide seksen met elkaar kunnen trouwen.’ Hij kijkt me aan alsof hij in een ander universum is terechtgekomen. Dan gaat hij verder in zijn boek. 

Wijze uitspraak

Een half jaar later. Het is de week voor de Gay Pride en ik zit met de Syrische Sahir op een terras in het centrum. Het ene homostel na het andere komt voorbij, hand in hand, armen om elkaar heen, met een vanzelfsprekendheid die alleen daar en dan gevoeld wordt in de stad. Sahir is een slimme musicus en masseur uit Aleppo en hij houdt van Amsterdam. Zijn Nederlands vlot snel, zijn Engels is goed. Hij volgt de stelletjes met zijn ogen en vraagt wat ik vind van this gay problem.

Ik ga er eens goed voor zitten en trek ze allemaal nog eens uit hun al lang verlaten kast, mijn homoseksuele vrienden en vriendinnen. ‘Voor mij is er geen problem’, zeg ik op luchtige toon. 

‘Hmm’, zegt Sahir. Hij maakt zich, zegt hij, vooral zorgen over zijn kinderen die dan nog in een eindeloze procedure voor gezinshereniging zitten. Zullen zij niet heel erg schrikken straks? Dan denkt hij na, ongeveer even lang als Yunus boven zijn leerboek. ‘Als de Turken en Marokkanen eraan kunnen wennen, dan kunnen wij het ook’, stelt hij. Ik ben ontroerd door deze wijze uitspraak en vertel hem maar even niet dat er onder sommige bevolkingsgroepen nog wel een en ander te winnen valt als het gaat om acceptatie van homo’s. 

Dit is Amsterdam

Weer een half jaar later stapt Pink mijn klas binnen: lange zwarte wimpers, rode lippen, rouge op de wangen. In haar thuisland was zij een man, nu zit ze midden in de transitie. De anders altijd hartelijke Zaid uit Syrië begint te grommen en schuift dichter bij zijn vrouw als om haar te beschermen. Het heterostel uit Afghanistan knikt vriendelijk, de Eritreeërs kijken en zwijgen. Er volgt een ongemakkelijk voorstelrondje waarbij Zaid vooral wil weten waar Pink vandaan komt. ‘Private’, zegt ze stellig met hese stem. In de weken daarna verovert Pink terrein, tot en met de stoel naast Asma, de vrouw van Zaid, met wie ze gezellig in het Arabisch zit te kletsen. Ze is charmant en laat zich tegelijkertijd niet in een hoekje duwen. Dan blijft ze steeds vaker weg – ze heeft erge last van de medicijnen, vertelt ze als ik haar bel. 

‘Waar is Pink’, vragen de anderen. ‘Ze is moe’, zeg ik. In de pauze zit Zaid gezellig met zijn arm over de schouders van zijn vriend Tekle, een oudere boer uit Eritrea. Ze bespreken iets in het Nederlands, ik kan het net niet horen. ‘Dócent!’, roept Zaid dan. ‘Tekle wil iets weten.’ Moeizaam formuleert Tekle zijn vraag. 

‘Is Pink een man of een vrouw?’ ‘Een vrouw’, zeg ik. ‘Maar vroeger’ (ik wuif met mijn hand naar achteren) was zij een man. Zij was niet blij. Nu wel.’ En ik leg uit over de operatie en de medicijnen. ‘Oké’, zegt Tekle, enkele jaren geleden nog een boer met één geit op het Eritrese platteland. ‘Dat is goed.’ Ook Zaid knikt, en glimlacht. ‘Dit is Amsterdam.’ ⋅

De namen in dit artikel zijn veranderd om redenen van privacy. 

Henriëtte Lakmaker is docent Nederlands als tweede taal (NT2) en taalvrijwilliger in Amsterdam-Oost en omstreken.

deel dit artikel: