Bij Nederlandse les aan migranten gaat het om meer dan taal alleen: cursisten nemen hun wereld mee het lokaal in. IJopener Magazine brengt een serie met observaties van een taaldocent in Oost.

De les gaat over familie. Dan piept Mouna’s telefoon. Geschrokken laat ze een appje zien aan haar man en mede-cursist, Sahir. Beiden zijn van slag, ik leg de les stil. Mouna toont een foto van een vriendelijk kijkende man. Gelukkig heeft ze net het woord ‘oom’ geleerd. Ze maakt een onmiskenbare beweging – ‘dood’ hebben we nog niet behandeld. ‘Idlib’, zegt ze. ‘Assad’, voegt Sahir eraan toe. 

Ja, die kennen we wel. De Syrische president neemt Idlib, het laatste bolwerk van de rebellen in het noorden van zijn land al weken onder vuur. Een miljoen mensen zijn op de vlucht, het huis van Mouna en Sahir is een ruïne. Hun dochter woont er nog, maken ze duidelijk. Aha, daarom keek Sahir voortdurend verstolen op zijn telefoon. Ik vond dat nogal irritant. 

Het echtpaar spreekt nog niet zo goed Nederlands, maar de namen die Sahir noemt zeggen genoeg. 

‘Assad. Erdogan. Putin’. Hij laat zijn handen van bovenaf grijpen naar één punt op tafel: Idlib, zijn geboorteplek. Syrië, Turkije en Rusland hebben min of meer vrij spel in het gebied. ‘Amerika?’, vragen zijn gespreide handen. ‘United Nations? EU?’ Waar blijven jullie, wil hij zeggen en hij kijkt me aan met grote, verbaasde ogen. Idlib is even heel dichtbij.

Trauma’s

De opleiding voor docent Nederlands als Tweede Taal bereidt niet voor op de bommen, kogels en granaten die cursisten nog steeds weten te treffen, ook al zijn zij fysiek nu veilig. Natuurlijk, veel van de statushouders in de groepen zijn politieke of oorlogsvluchtelingen met ‘bijbehorende’ trauma’s, it’s all in the game. Er is nascholing: ‘Omgaan met trauma’s in de NT2-klas’. Die voorziet echter niet direct in de vaardigheden die je nodig hebt als de actualiteit de klas binnen komt denderen. Als de tv dag in dag uit beelden van duizenden mensen op de vlucht uitzendt, wordt tijdens de pauze en soms ook tijdens de les druk op elkaars telefoons gekeken. Er wordt meer gerookt en meer gepraat en ik moet de cursisten vaker tot de orde roepen.

Trekt de Amerikaanse president plotseling zijn troepen terug uit Syrië, met directe gevolgen voor familieleden daar, dan springt de altijd stille Ahmed plotseling uit zijn vel wanneer zijn buurman wat luidruchtig is. Ik weet niet zeker of er een verband is tussen het een en ander, Ahmed is te veel van slag om het te bevestigen – hij wil naar huis en ik laat hem gaan. Het blijft nog lang onrustig in de klas. 

Autobom

Daarentegen leg ik geen verband tussen de zwarte kleding van de christelijke Khalaf en een mogelijke tragedie, de eerste dag na de vakantie. ‘Wat heb je gedaan de afgelopen weken?’, vraag ik vrolijk aan de jonge vrouw. Rustig vertelt ze hoe op de eerste dag van de zomervakantie haar vader omkwam door een bomaanslag op een markt in Aleppo. Wat doe je dan? Omhels je haar, zeg je ‘gecondoleerd’ – heeft ze nog niet gehad – stuur je naderhand een kaartje, bloemen? En hoe plaats je Khalafs allerminst emotionele ‘dankjewel docent, ja het gaat goed met mij, ja, het gaat goed met mijn moeder’? Is het afstomping na jaren van terreur? Is het gelatenheid, of is het puur zelfbehoud dat ze mijn bekommeringen op afstand houdt? 

Durfde ze maar te zeggen ‘houd je kop, docent’. Maar zo is ze niet opgevoed. 

Naar aanleiding van de dood van Khalafs vader praten we over oorlog, en angst, en verdriet. Deze groep, een andere dan die van Mouna en Sahir, kent het woord ‘dood’ wel – we behandelen het thema ‘naar de dokter’ en hebben alle relevante woorden doorgenomen. 

Noch Khalaf, noch de andere cursisten lijken boos en verbitterd. Khalaf zelf doet er het zwijgen toe; haar buurvrouw vraagt zich hardop af waarom er een autobom moest ontploffen op die markt in Aleppo. Ook in de ogen van Sahir uit Idlib zie ik vooral verbazing: waarom wordt hun huis, hun familie met bommen bestookt?  

Het zijn heel goede vragen. Ik weet de antwoorden niet. Ik draai me om naar het bord en schrijf. Broer en zus. Oom en tante. Oorlog. Dood. ‘Dit is huiswerk, voor morgen.’ ⋅  

De namen in dit artikel zijn veranderd om redenen van privacy. 

Henriëtte Lakmaker is docent Nederlands als tweede taal (NT2) en taalvrijwilliger in Amsterdam-Oost en omstreken.

deel dit artikel: