Bij Nederlandse les aan migranten gaat het om meer dan taal alleen: cursisten nemen hun wereld mee het lokaal in. IJopener Magazine brengt een serie met observaties van een taaldocent in Oost.

Iman moet zakken voor haar toets. ‘Als je het goede antwoord weet, moet je dat dus níet aanvinken’, legt mijn collega uit. De 26-jarige

Somalische begrijpt er niets van. Een toets moet je zo goed mogelijk doen, en zij doet haar toetsen goed: keer op keer heeft zij van de hele klas de hoogste cijfers. Wij, docenten Nederlands als Tweede Taal (NT2), begrijpen er ook niets van. En u, lezer, zult na het lezen van dit stukje nog steeds niet snappen waarom Iman een C moet aanvinken, ook als ze zeker is dat het A moet zijn.

Het is een systeem dat lijkt uitgedacht door een kwaadaardige ambtenaar op J.K. Rowlings

Ministerie van Toverkunst, op smaak gebracht met een snufje Kafka. 

Zoveel boosaardigheid schuilt er niet achter, wel onnadenkendheid met ernstige gevolgen waar de NT2-wereld zich al jaren over opwindt.

Doel: de effectieve, adequate en snelle beoordeling van cursisten als Iman die in haar land nooit naar school is geweest. Zij krijgt 600 uur

om te alfabetiseren. Daarvoor moet ze geld van de staat lenen, net zoals haar klasgenoten uit Somalië, Eritrea, Syrië, Irak, Afghanistan.

Iman, van top tot teen in een kleurige, altijd andere abaya (jurk) en nikaab (gezichtssluier) gehuld, is twee jaar in Nederland en heeft een

kind bij haar tweede man. Haar eerste man is tijdens de eeuwigdurende burgeroorlog daar verdwenen. ‘Weg’, zegt ze, wenkbrauwen opgetrokken en handpalmen omhoog, zo gaat dat in Somalië. Ze is gevlucht en heeft haar familie moeten achterlaten.

Haar humeur lijdt er zo te zien niet onder, en ze heeft enorm plezier in het leren. Vanaf dag één in de ‘alfaklas’ is zij de Hermelien van de groep, degene die als eerste haar vinger opsteekt – met dat verschil dat zij het antwoord niet weet maar dat heel graag wil weten.

Het thema is Nederland. ‘Dócent, wat is dijk’, vraagt ze als ik dat woord nog maar net heb uitgesproken. Het thema is ziekte. Het is ‘ik heb buikpijn’ en ‘ik ben ziek.’ Imans vinger schiet omhoog. ‘Dócent, waarom?’ Ze zuigt alles op en er kan altijd meer bij. Tenminste, zo lijkt het.

Dan, na die 600 uren alfabetisering, moet bepaald worden of Iman verder kan leren. Daarvoor is de leerbaarheidstoets bedacht.

Wel of geen schuld

Vanaf dit moment zijn er twee scenario’s mogelijk. Scenario 1: Iman doet wat zij denkt dat ze moet doen en ze maakt de toets goed. Dan mag ze door en gaat ze nog meer leren: zinnen ontleden, onvoltooid verleden tijd, voltooid verleden tijd. Dan zal ze na een tijdje tegen een zekere grens aanlopen, leert de ervaring met eerdere analfabete, oudere leerlingen. Iman heeft als kind geen leervaardigheden kunnen ontwikkelen. Haar hersens hebben een achterstand opgelopen die zelden wordt ingehaald. Daarom zal zij de examens voor haar diploma hoogstwaarschijnlijk niet halen.

Dat dit geldt voor het merendeel van de oudere ongeschoolde cursisten, daar heeft de overheid geen rekening mee gehouden. Wel heeft

het Ministerie van Toverkunst in zijn onnavolgbare wijsheid besloten dat cursisten als Iman straf verdienen. Inburgeraars die zakken zijn inburgeraars die hun best niet doen, redeneert de overheid. Dus moeten ze hun lening van duizenden euro’s terugbetalen aan de Nederlandse staat. Dat geld is dan zo goed als op, want daar wordt mijn salaris van betaald, de huur van het klaslokaal, en de schoonmaker van de school. Dus nu heeft ze een schuld waar je u tegen zegt.

Hoe betaalt een vrouw zonder diploma die schulden af?

Dat is, in het huidige systeem, het lot van de leergierige, slimme inburgeraar met een leerachterstand. Géén diploma, wel een schuld. Hoe is dat te voorkomen? Door scenario 2. Ze moet die eerste toets, waarmee ze aantoont of ze wel of niet slim genoeg is voor de vervolgcursus, verknallen. Dan is ze ‘klaar’ met de inburgering en kan ze, misschien, haar Nederlands verbeteren met een gratis cursus in het buurthuis. Bepaald niet ideaal maar ze krijgt geen huizenhoge schuld.

Dus zeggen wij docenten tegen haar: Iman, maak fouten. Kruis het verkeerde hokje aan. Doe of je dom bent. Anders heb je straks een groot probleem.

‘Dócent, waarom?’

De namen in dit artikel zijn veranderd om redenen van privacy.

Henriëtte Lakmaker is docent Nederlands als tweede taal (NT2) en taalvrijwilliger in Amsterdam-Oost en omstreken.

deel dit artikel: