Steeds meer mensen maken gebruik van het Oostveer. Maar hoe veilig is de pont hier, waar het IJ breed is en waar vrachtschepen met grote snelheid af en aan varen? Na een verontrustend telefoontje van een lezer, die vertelde dat ze onlangs met het Oostveer een ‘gevaarlijke situatie’ had meegemaakt, ging IJopener Magazine op onderzoek. Verslag vanaf de pont, heen en weer en vice versa.

Het is precies 14:50 uur als pont 33 vanaf zijn steiger aan het Azartplein in het Oostelijk Havengebied vertrekt naar de overkant: de aanlegplaats aan de Zamenhofstraat in Noord. ’t Is zonnig en er waait een matige noordwestelijke wind, kracht 3 tot 4 op de Schaal van Beaufort. Op het IJ staan golven die mooi breken, waardoor je af en toe een schuimkop ziet oplichten. Het is een oer-Amsterdams tafereel met al dat blikkerende water, de kerk- en kantoortorens in de verte, de overstekende pont en een weergaloze Ruisdaellucht erboven.

Op de brug van pont 33 – zeg maar de stuurhut waarin de gezagvoerder zich bevindt – tuurt schipper John Holkamp (33) het IJ af voordat hij oversteekt, een tochtje van ongeveer vijf minuten. Dat klinkt kort maar in vergelijking met de anderhalve minuut die de oversteek duurt tussen het Amsterdamse Centraal Station en de Buiksloterweg in Noord, waar het IJ aanmerkelijk versmalt, is het lang. In die vijf minuten kan veel gebeuren. Om maar wat te noemen: door overtreding van de voorrangsregels kan zich snel een gevaarlijke situatie voordoen.

Defensief varen

De IJopener is daar getuige van, meteen al op de eerste oversteek terug naar het Azartplein. Van rechts (‘stuurboord’ in scheepstaal; ‘bakboord’ is links) nadert met flinke snelheid een kajuitzeiljacht, de Pura Vidaonder Duitse vlag. Pleziervaart moet volgens het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) voorrang verlenen aan overstekende ponten. In dit geval is daar geen sprake van. De schipper van de Pura Vidadendert zonder vaart te minderen voor pont 33 langs. Holkamp heeft hier kennelijk op geanticipeerd. Hij neemt geen voorrang en laat het Duitse jacht passeren. ‘We varen defensief’, zegt hij kalmpjes.

Op de brug kijkt Eus Drossaers hoofdschuddend naar de pleziervaarder. Drossaers is vervoermanager veren bij het GVB, het openbaarvervoerbedrijf dat de ponten in groot-Amsterdam laat varen. ‘Je moet als pontschipper met alle mogelijke situaties rekening houden’, zegt hij. ‘Je moet de regels en ons Verenhandboek kennen, uiteraard, maar het belangrijkste voor je schip en de veiligheid van de passagiers is goed zeemanschap.’ Die term zullen we vandaag vaker horen. Wikipedia omschrijft het als volgt: ‘een ruim begrip dat alle aspecten omvat om op een veilige manier een schip te behandelen: navigatie, zwaar weer, assistentie van schepen in nood, schip verlaten, man overboord, manoeuvreren, slepen, meren, ankeren (…), onderhoud en bemanning.’

1800 mensen

De pont en de veiligheid: het is ondanks de geruststellende statistieken een belangrijk en actueel thema als je kijkt naar de drukte op het IJ in combinatie met de talloze oversteken die GVB-ponten jaarlijks maken en de hoeveelheid passagiers die ze overzetten. Om ons tot het Oostveer te beperken: dagelijks maken er circa 1800 mensen gebruik van. Het veer vaart elke twintig minuten vanaf half zeven ’s ochtends tot half elf ’s avonds. Het is sinds 15 maart 2014 in de vaart en volgens het GVB hebben de feitelijke groei en onderzoek onder de gebruikers aangetoond dat er ‘zeker een publieksbehoefte [aan de pont] is’.

Bijna altijd gaat het goed. Er zijn zeer weinig aanvaringen waarbij Amsterdamse ponten zijn betrokken. Blijkens cijfers van het GVB in 2013, 2014, 2017 en 2018: nul. In 2015: één aanvaring tijdens Sail en in 2016: drie. ‘En dat is uitzonderlijk veel’, laat GVB-woordvoerster Mireille Muller in een toelichting op de cijfers weten. Van die drie aanvaringen waren er twee op het Noordzeekanaal en één op het IJ. En bij die ene was uitgerekend het Oostveer betrokken.

De lezer die de IJopener aanspoorde om de pontveiligheid te onderzoeken en die naar eigen zeggen in februari van dit jaar een niet exact omschreven gevaarlijke situatie aan boord van het Oostveer had ervaren, tipte ons met een reden. Ze zei op die pont te zijn geweest toen deze in december 2016 rond half zes ’s avonds in het donker en bij mistig weer in aanvaring kwam met een binnenvaartschip. Of misschien moet je zeggen: in aanraking. Dit ‘schampen’ van beide schepen liep goed af, maar voor de ongeveer vijftig Oostveerpassagiers was het een beangstigende ervaring. Het had veel slechter kunnen aflopen. Het IJ is hier zeshonderd meter breed en vijf meter diep, de watertemperatuur in december is laag.

‘Op onze hoede’

Wat moet je als passagier in zo’n zeldzaam noodgeval doen of juist laten? GVB’er Eus Drossaers zegt stellig: ‘Volg in nood altijd de aanwijzingen op van het pontpersoneel en de hulpdiensten. Onze schippers zijn vaklui en handelen overeenkomstig het Verenhandboek, waarin staat wat er moet gebeuren als er iets mis gaat.’ Alle veerbootkapiteins hebben hun groot vaarbewijs en worden volgens Drossaers jaarlijks op calamiteiten getraind.

Het GVB schat het risico op ongelukken (aanvaringen, overvaringen, brand, etc.) tijdens de oversteek laag in. Maar Drossaers zegt ook: ‘We zijn op onze hoede, je hebt niet alles in de hand.’ Anders gezegd: ongelukken zijn niet voor honderd procent uit te sluiten. Pontschippers zijn ook maar mensen, die bovendien te maken hebben met beroepsvaart die altijd haast heeft op een stuk water dat tot de drukste van Europa hoort. De pontschipper moet niet alleen de beroepsvaart in de gaten houden. Ook de pleziervaart vergt aandacht: bootjes die soms onverlicht en tot de gangboorden volgeladen met mensen het IJ op gaan.

Voortdurende concentratie van de veerbootkapitein is een vereiste. John Holkamp, vandaag onze Oostveerschipper, zegt er alles aan te doen om zijn aandacht niet te laten verslappen. ‘Je moet goed eten, goed slapen en in beweging blijven.’ Even heen en weer lopen als de pont ligt afgemeerd. Een sinaasappeltje eten, soms een praatje maken. Op een kleiner veer als pont 33 is overdag één schipper werkzaam. Later op de avond en in het weekend komt er een tweede bij. Tussentijds worden ze afgelost om pauze te houden.

18 km per uur

Op een volgende oversteek zien we met grote snelheid het ongeladen motorvrachtschip Linquenda naderen. Bijna negentig meter lang en tien meter breed, 2.000 ton laadvermogen, een motor van 1.300 pk. Je mag op dit stuk van het IJ maximaal 18 kilometer per uur varen en dat haalt de Linquenda zo te zien met gemak. De pont moet als overstekend vaartuig voorrang aan de beroepsvaart verlenen. Dat doet schipper Holkamp dan ook. Zo’n bak krijg je liever niet dwarsscheeps bij je naar binnen, denkt de pontpassagier als even later een diepgeladen duwcombinatie voorbij vaart. Lengte 150 meter, honderdduizenden kilo’s steenkool – dat is een massa waar het IJveer met zijn lengte van 22 meter en breedte van krap zes meter pover bij afsteekt. Kortom, pontschippers dragen grote verantwoordelijkheid.

Natuurlijk hebben ze hun hulpmiddelen aan boord: mobilofoon voor het contact met de GVB-verkeersleiding, marifoon voor contact met de havendienst en andere schepen, een draadloze telefoon (geen smartphone) voor contact met de Ponthaven. Verder radar en AIS, een automatisch identificatie systeem voor op het water. En toch, ondanks al die hulpmiddelen is het precies zoals Eus Drossaers zegt: ‘Je moet als schipper op je hoede zijn en met alles rekening houden. Wat telt is goed zeemanschap.’

Waterdichte compartimenten

Foto: Marcel de Cnock

Nog twee veiligheidsaspecten die belangrijk zijn. De nieuwere ponten van de 50- en 60-serie zijn onder de waterlijn opgedeeld in waterdichte compartimenten. Als ze daar door een aanvaring lek zouden raken, blijven ze toch drijven. De dienst op het Oostveer wordt echter grotendeels onderhouden door de oudere pont 33, die deze voorziening niet heeft. Die kan na een onderwaterlek wel degelijk zinken. Hij staat overigens op de nominatie om vervangen te worden door een schip uit de 50-serie. In de weekends vaart die al.

En dan de hamvraag: waar zijn hier de reddingsvesten, voor als we moeten evacueren? Wij van de IJopener hebben lang gedacht dat er aan boord van de Amsterdamse veerboten geen reddingsvesten zijn. Dat is een misvatting. Op het bovendek van elke pont staat een kist waar ze in zitten: 120 stuks voor pont 33 van het Oostveer, 240 voor de 50-serie en 310 voor de 60-serie. De schipper draagt zorg voor distributie ervan. Alleen in geval van nood uiteraard.

deel dit artikel: